Het lijkt niet echt een goed jaar voor door muzikanten geschreven romans. De score voor Jochen Distelmeyer's Otis is op Goodreads zelfs nog lager dan die voor dat verschrikkelijke gedrocht van Morrissey (maar op basis van veel minder stemmen en het was trouwens mijn 1 ster die het gemiddelde onder de 2.2 van List of the Lost deed tuimelen). Zo onleesbaar als dát boek is het romandebuut van de vroegere zanger van Blumfeld zeker niet maar het is wel heel saai. Otis verhaalt over Tristan, een wegens liefdesverdriet naar Berlijn verhuisde schrijver die bezig is aan een boek, ook met de titel Otis, dat een hedendaagse variant op het verhaal van Odysseus moet worden; over een computerprogrammeur die verloren weekenden op Ibiza beleeft en dergelijke. Otis klinkt inderdaad een beetje als Odysseus en als je dat zelf nog niet doorhad wil Distelmeyer dat best voor je uitleggen. Hij is als schrijver sowieso erg van de gortdroge uitleg. Het verhaal wordt regelmatig onderbroken door bijna Wikipedia-achtige uitweidingen over het een of het ander. Eerst las ik zulke pagina's over, bijvoorbeeld, het Holocaustmonument heel aandachtig op zoek naar parallellen met de Odyssee maar ik kwam er al vrij snel achter dat die er nauwelijks waren (uitzondering is het laatste hoofdstuk waarin een dartwedstrijd wordt beschreven want eindigt de Odyssee niet met een partijtje boogschieten?).
Verhaaltechnisch is Jochen Distelmeyer ook niet echt van het show, don't tell. Alles wordt beschreven. Tot in de niet ter zaken doendste details. Tegelijkertijd komt geen van de personages goed uit de verf – de diverse vrouwen in het leven van Tristan nog wel het minst – en komt Tristan zelf over als een humorloze, stijve zeur. Dat kan. Hoofdpersonen van een boek hoeven niet per se aardig te zijn, maar ik heb heel erg de indruk dat Distelmeyer hem niet éxpres een humorloze, stijve zeur heeft gemaakt. Maar gewoon alles aan het boek is humorloos en stug. Het enige moment dat het een beetje begint te leven is wanneer de hoofdpersoon met z'n nichtje naar het theater gaat en er gewoonweg het hele toneelstuk beschreven wordt. Het is een nogal absurdistisch stuk – over een gat dat plots is ontstaan in de vloer van een keuken waar iemand al dan niet vrijwillig opgesloten in zou zitten (= de schrijver en z'n writer's block?) en waar de bewoners van het huis dan met elkaar over praten – maar de dialogen sprankelen tenminste een beetje. Daarom extra jammer dat het tweetal besluit in de pauze weg te gaan want daarna dreutelt het boek weer als vanouds verder. Ik heb hier ook nog Sophia, der Tod und Ich, het eerste boek van Thees Uhlmann (van de eveneens Hamburgse band Tomte), liggen. Ik denk dat ik daar maar even mee wacht. (Foto: Frank Zauritz)